Wie A zegt, hoeft helemaal geen B te zeggen

Tot een van de dingen die je ouders je leren, hoort soms de wijsheid dat Wie A zegt, ook B moet zeggen. Het is een van de tegeltjeswijsheden die ik mijn lezing Het concert des Levens bespreek en ik moet zeggen: hoe verder die les van mijn moeder achter me ligt, hoe meer hij me begint te ergeren.

Opvoeding

De achtergrond van de uitspraak zit natuurlijk in het idee dat je de consequenties moet aanvaarden van een ingenomen standpunt. Als je bijvoorbeeld vindt dat Nederland vluchtelingen moet opvangen, dan moet je ook bereid zijn om ruimte te maken in je woonplaats voor de opvang van vluchtelingen. Anders wordt zo’n mening wel heel makkelijk.
Natuurlijk zit hier iets in. Je kunt niet zomaar iets zeggen zonder op zijn minst over de consequenties na te denken. Maar tegelijkertijd heeft het ook iets heel bekrompens. En, en dat is erger, het maakt ons handelen voorzichtig en ‘foutmijdend’.

Faalfestival

Afgelopen zaterdag was ik op het faalfestival, georganiseerd door Remko van der Drift. Op dat festival stond het maken van fouten centraal en de verkramping waar we in zitten. Want alles moet tegenwoordig een succes zijn, we delen alleen wat we geweldig vinden en voor mislukkingen en fouten lijkt geen plaats.
Remko heeft, net als ik, een achtergrond in geïmproviseerd theater. Als improvisatiespelers zijn we gewend om vaak A te zeggen zonder te weten wat B gaat worden. En als we vooraf al een B zouden bedenken, is het zelden ook de werkelijkheid. Juist daarom leer je als improvisatie-acteur af om teveel over B na te denken. In improvisatie geldt maar één moment en dat is het nu.
Remko liet afgelopen zaterdag een fragment horen van de pianist Herbie Hancock die speelde met trompettist Miles Davis. Hancock legt uit dat hij tijdens het spelen van het nummer ‘Kind of blue’ ineens een verkeerd akkoord aansloeg.

Het is het ultieme voorbeeld van improvisatie. In het moment blijven, luisteren naar wat er in het nu gebeurt en dingen kloppend maken als het nodig is. Niet nadenken over de consequentie, maar een stap zetten en nadenken over de volgende stap als dat aan de orde is.

Zomaar wat aanklooien

Ja, zul je nu misschien zeggen. Dat is allemaal makkelijk. Ik kan in mijn werk toch niet zomaar wat aanklooien en van anderen verwachten dat ze mijn problemen oplossen. Inderdaad, ik zal de laatste zijn die beweert dat je in je werk ‘zomaar wat moet aanklooien’, maar meer ruimte om te klooien en consequentieloos uit te proberen zou in veel teams en organisaties tot verhelderende ontdekkingen kunnen leiden. Dat we dat doen vanuit de motivatie om er iets van te maken en met de inzet van onze professionele kwaliteiten, staat buiten kijf.

Improvisatiekracht

Meer improvisatiekracht in een organisatie betekent ook meer fouten. Want als er ruimte komt om te improviseren, gaat het gewoon af en toe mis. Maar lang niet altijd. Toen er bij Google iemand het idee had om over heel de wereld foto’s te gaan maken en die gratis beschikbaar te stellen in een grote database, zal er toch ergens wel iemand twijfels gehad hebben aan dat idee. Maar mede omdat mijn moeder het op dat moment bij Google niet voor het zeggen had, wist de medewerker dat hij gewoon A kon zeggen en kon kijken waar dat hem bracht.

Wie A zegt hoeft helemaal geen B te zeggen. Wie A zegt moet overtuiging laten zien in het A zeggen en alert blijven op wat er ontstaat als A gezegd is. En daarna zet je de volgende stap. En dat kan B zijn, maar net zo goed F, Z of 123.

In de training Meer improvisatie in je organisatie is ruime aandacht voor de manier waarop je als team effectief kan improviseren.