Vijftien gezichten keken me glazig aan in het zaaltje in Amersfoort. Vijftien pubers; de één met oortjes in, de ander met zijn telefoon binnen handbereik en de derde nog maar nauwelijks wakker. Niet vreemd natuurlijk. Het was maandagochtend tien uur, ik was zelf nog maar net aan mijn werkweek begonnen.
Net als iedereen hebben ook deze MBO-studenten een gekke tijd achter de rug. Geen of bijna geen fysieke lessen, nauwelijks stageplekken en lastige sociale contacten. Voor deze groep had het geresulteerd in een stageloos jaar dat door de school werd opgelost met een project met vragen vanuit het bedrijfsleven. Per groepje kregen ze een vraag voorgelegd waar ze een oplossing voor moesten verzinnen. En die oplossing zouden ze aankomende donderdag in een pitch presenteren. En om dat laatste ging het deze ochtend. Een training van een uur om beter te leren pitchen.
Onderuitgezakt
Voor de pitchtraining kreeg ik geen geld, maar soms doe je iets voor je netwerk of omdat je het belangrijk vindt dat het gebeurt. Maar toen ik de onderuitgezakte puberlichamen in de banken zag hangen, vroeg ik me af waarom ik eigenlijk ja had gezegd op die vraag. Moest ik hier energie in krijgen? Kon ik mijn maandagochtend niet beter besteden?
Ik begon met een verhaal waarin ik duidelijk wilde maken dat het soms nuttig kan zijn om een goede pitch bij de hand te hebben. Ik had natuurlijk gehoopt dat ik een beetje reactie zou zien op de gezichten, dat mijn grapjes op zijn minst een glimlach zouden uitlokken, maar er gebeurde niet veel aan de andere kant. En toen ik mijn eerste vraag stelde aan de groep kwam er aanvankelijk geen enkele reactie. Niets. Maar ik hield vol. Dit moment was cruciaal. Op deze vraag moest een antwoord komen want als ik het nu zou laten lopen, kon ik interactie voor de rest van het uur wel vergeten.
Interactie
Heel voorzichtig kwam iemand met een eerste antwoord en uit de spaarzame reacties die ik hoorde, concludeerde ik dat het ontbreken van een antwoord misschien wel meer met de vráág te maken had dan met het publiek. Mijn vraag was veel te abstract. Ik schakelde een tandje bij, ging concretere opdrachten geven en probeerde zo de interactie op gang te brengen. En zowaar; de groep kwam in beweging. Ze gingen meedenken, kwamen met antwoorden en begonnen ook na te denken over de vormgeving van hun eigen pitch. En daar was het allemaal om te doen.
In een uur gaf ik alles. Ik sleurde, gebaarde, stimuleerde en dacht zoveel mogelijk mee. En heel langzaam leek mijn enthousiasme ook bij de groep aan te slaan. Met de ervaring van twee pubers thuis leerde ik ook hier de minimale signalen van enthousiasme bij pubers lezen. Zouden ze het misschien tóch wel leuk vinden wat ik doe? Toen ik na een uur afsloot en ze veel succes wenste met hun project, kwam er zowaar een heel voorzichtig applausje op gang.
Iedere groep is anders
In de bijna zeventien jaar dat ik dit soort werk doe, heb ik al honderden groepen begeleid, soms voor een dag, soms voor een halve dag, soms voor een uur. En het is iedere keer weer fascinerend dat je dit werk nooit op de automatische piloot kan doen. Iedere groep is anders, iedere groep vraagt andere energie en een andere aanpak. En je kunt je er niet op voorbereiden; het enige dat je kan doen is de groep bij het begin zo snel mogelijk leren kennen en zo snel mogelijk je eigen aanpak laten aansluiten bij de groep die je voor je hebt. Luisteren, goed kijken en iedereen zoveel mogelijk meepakken. En als het dan uiteindelijk lukt, is de ervaring onbeschrijfelijk gaaf!
Na een uur was ik uitgeteld. Dit soort trainingen kosten enorm veel energie en het afgelopen jaar heb ik nauwelijks voor groepen gestaan. Ik ben wat routine kwijt. Nog nastomend dronk ik een kop koffie in de hal. Een student die in de training nogal ongeïnteresseerd had zitten kijken, was even buiten geweest en liep langs, op weg naar het volgende onderdeel van de lessen. Hij keek me aan, glimlachte en zei: “Leuke les meneer. Bedankt.”
Ik lachte terug: “Graag gedaan hoor. En hartstikke veel succes.”